Nergens anders in Europa is de armoede de afgelopen jaren zo sterk gedaald als in België. Het land heeft ook het op één na laagste armoedecijfer van het continent. “Dankzij ons efficiënte socialezekerheidsstelsel”, zeggen deskundigen. Zij zijn echter ook van mening dat “nergens anders zoveel gezinnen zijn waar bijna niemand werkt”.
In de afgelopen vijf jaar zijn 350.000 mensen in België uit de armoede gekomen. Dat is een spectaculair succes, want geen enkel ander Europees land heeft zo’n sterke daling van de monetaire armoede gekend. In 2019 leefde 15 % van de Belgische bevolking onder de armoedegrens; vandaag heeft 11,5 % een inkomen dat te laag is om fatsoenlijk te leven. Dat is het op één na laagste cijfer in Europa. Alleen Tsjechië doet het beter, met 9,5%, dankzij een combinatie van lage werkloosheid, hoge arbeidsparticipatie en een solide sociaal vangnet. Ter vergelijking: 12% van de Nederlandse bevolking leeft in financiële armoede, tegenover 15,5% in Duitsland en 16% in Frankrijk, wat overeenkomt met het gemiddelde van de Europese Unie.
Deze cijfers houden rekening met het aantal personen in een huishouden waarvan het beschikbare inkomen onder de armoedegrens ligt, d.w.z. een inkomen dat te laag is om in hun behoeften te voorzien. Dit wordt “monetaire armoede” genoemd. In België leeft een alleenstaande onder de armoedegrens als zijn netto-inkomen lager is dan 1.522 euro per maand. Voor een koppel met twee kinderen ligt de armoedegrens op 3.197 euro.
“Onze sociale uitgaven zijn de afgelopen jaren niet veel gestegen”
Deze gegevens zijn afkomstig uit het rapport ‘Analyse van de evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België’, dat onlangs door de FOD Sociale Zekerheid is gepubliceerd. “Dat het aantal mensen in financiële armoede in ons land zo laag is, komt doordat onze sociale zekerheid zeer efficiënt is”, stellen Natascha Van Mechelen en Jeroen Horemans, experts bij de FOD Sociale Zekerheid.
“In vergelijking met ons bruto binnenlands product (bbp, d.w.z. de totale waarde van de goederen en diensten die we allemaal samen in een jaar produceren) zijn onze sociale uitgaven de afgelopen jaren weinig gestegen, behalve heel kortstondig tijdens de coronacrisis”, legt Natascha Van Mechelen uit. Onze sociale uitgaven zijn gedurende deze hele periode vrijwel ongewijzigd gebleven, maar de sociale uitkeringen zijn meer gericht op kwetsbare groepen, wat heeft geleid tot een daling van de armoede.“
Jeroen Horemans beaamt dit: ”Het gevoerde beleid heeft het verschil gemaakt. Naast de indexering zijn bijvoorbeeld de minimumuitkeringen verhoogd: de bestaans-, werkloosheids- en ziekte-uitkeringen en de pensioenen. Het is niet zozeer dat er meer geld is uitgegeven in verhouding tot de stijging van het bbp, en dus de algemene welvaart, maar eerder dat het geld is uitgekeerd aan de groepen die het het hardst nodig hadden.”
Het rapport van de FOD Sociale Zekerheid gaat dieper in op het verband tussen werk en armoede: is een baan een garantie tegen armoede? Hoe gaat het met gepensioneerden? Hoe zit het met andere kwetsbare groepen, zoals alleenstaande ouders, laaggeschoolden en werkloze huishoudens? Antwoorden, punt voor punt.
Werkgelegenheid en armoede
1. Werkende armen
Van de mensen die in België werken, is 4% nog steeds arm, een cijfer dat de afgelopen vijf jaar relatief stabiel is gebleven. “Dat zijn de werkende armen”, verduidelijkt Jeroen Horemans. “Bijvoorbeeld mensen die deeltijds werken en voor een kind moeten zorgen. In dat geval volstaat één inkomen vaak niet om een heel gezin te onderhouden. Maar die 4% ligt aanzienlijk lager dan in de buurlanden en vertegenwoordigt zelfs de helft van het Europese gemiddelde.”
2. Gepensioneerden
Van de gepensioneerden is 11% getroffen door monetaire armoede, tegenover meer dan 13% in 2019. Dit percentage is ongeveer gelijk aan dat in Frankrijk en Nederland. “Het Belgische cijfer is de afgelopen jaren sterk gedaald”, benadrukt Natasha Van Mechelen. Dat komt doordat steeds meer koppels met pensioen gaan nadat ze beiden hebben gewerkt en pensioenrechten hebben opgebouwd. Deze trend zal zich de komende jaren voortzetten en de armoede onder gepensioneerden zal blijven dalen. Bovendien zijn de minimumpensioenen en de inkomensgarantie voor ouderen (Grapa) verhoogd, wat een voorbeeld is van een gericht beleid.”

3. Zelfstandigen
Veertien procent van de Belgische zelfstandigen leeft in financiële armoede, een cijfer dat niet verandert. “Dat is een vrij hoog percentage”, zegt Jeroen Horemans. Een mogelijke verklaring is dat zelfstandigen zichzelf een zeer laag loon uitkeren, terwijl een groot deel van hun inkomsten in het bedrijf blijft en zij ook hun aankopen vanuit dat bedrijf doen. Uit de cijfers over materiële deprivatie en het gangbare levenspeil blijkt namelijk dat dit bij werknemers niet veel hoger ligt dan bij zelfstandigen. Een vrij groot aantal zelfstandigen heeft dus een inkomen onder de armoedegrens, maar geniet niettemin een hoge levensstandaard.
“Een vrij groot aantal zelfstandigen heeft een inkomen onder de armoedegrens, maar geniet niettemin een hoge levensstandaard.”
4. Niet-actieve personen
Van de niet-actieve personen (die geen werk hebben en ook niet op zoek zijn naar werk, zoals huisvrouwen en -mannen, personen met een handicap en langdurig zieken) loopt 22 % het risico om in armoede te vervallen. Vijf jaar geleden bedroeg dit cijfer nog 30 %, het niveau dat nog steeds geldt in de buurlanden. “Deze groep heeft geen inkomen uit arbeid en moet in het beste geval rondkomen van uitkeringen. Deze daling is te danken aan de verhoging van de uitkeringen”, aldus Natascha Van Mechelen.
5. Werkzoekenden
In alle landen samen zijn de armoedecijfers het hoogst onder mensen die langer dan zes maanden werkloos zijn. In België heeft 43% van hen niet genoeg geld om fatsoenlijk te leven. Dat cijfer is vergelijkbaar met dat van Frankrijk, maar lager dan dat van Nederland en Duitsland (respectievelijk 50% en 60%). “Het risico op armoede is erg groot bij werkloosheid, vooral als er geen werkende partner in het huishouden is, omdat de werkloosheidsuitkeringen relatief laag zijn in vergelijking met bijvoorbeeld pensioenen of invaliditeitsuitkeringen”, zegt Jeroen Horemans. “De minimumuitkeringen liggen ver onder de armoederisicodrempel.”
Wat kunnen we verwachten nu de regering heeft besloten de werkloosheidsuitkeringen in de tijd te beperken? “Dat is moeilijk te zeggen”, antwoordt Jeroen Horemans. De vraag is vooral waar deze mensen terecht zullen komen in ons socialezekerheidsstelsel. Het doel van de regering is om meer mensen aan het werk te krijgen. Dat kan een gunstig effect hebben op de armoedecijfers als het gaat om voltijdbanen die ten goede komen aan gezinnen waar momenteel weinig wordt gewerkt. Maar als werklozen overgaan op een uitkering, die vaak lager is, zal het gezinsinkomen nog verder dalen.”
“De arbeidsparticipatie van mensen die niet in Europa zijn geboren, is laag, en bij ons is die nog lager dan in veel andere landen.”
Kwetsbare groepen
1. Onderdanen van derde landen
Mensen die buiten Europa zijn geboren, hebben in België 28% kans om in armoede te leven, tegenover 38% vijf jaar geleden. Dit cijfer van 28 % verschilt niet veel van dat van de buurlanden, het Europese gemiddelde bedraagt 29 %. “Dat hangt natuurlijk samen met hun situatie op de arbeidsmarkt”, zegt Natasha Van Mechelen. De arbeidsparticipatie van mensen die buiten Europa zijn geboren, is laag, en bij ons nog lager dan in veel andere landen. Maar dat komt niet tot uiting in de armoedecijfers, dankzij een betere sociale ondersteuning.”
2. Alleenstaande ouders
Het risico dat een alleenstaande ouder in armoede leeft, is zeer hoog in België, namelijk 25% (tegenover 35% vijf jaar geleden). In Duitsland bedraagt dit percentage momenteel 27%, in Nederland 30% en in Frankrijk zelfs 39%. “Het gaat om een zeer kwetsbare groep, die bij ons minder werkt dan in veel andere landen”, merkt Jeroen Horemans op. Maar ook hier zien we dat onze sociale bescherming goed is aangepast, aangezien de uitkeringen voor alleenstaanden aanzienlijk hoger zijn dan voor anderen. Dit vertaalt zich in armoedecijfers die lager liggen dan in de rest van Europa.”
3. Andere kwetsbare groepen
Laaggeschoolden, d.w.z. mensen met maximaal een diploma lager secundair onderwijs, lopen 23 % kans om in financiële onzekerheid te leven. Dat is aanzienlijk minder dan in Duitsland (26 %) en vooral dan in Frankrijk (30 %). Mensen die vinden dat ze beperkt zijn in hun activiteiten, hebben een armoederisico van 15%, wat opnieuw lager is dan in Duitsland (26%) en Frankrijk (24%). De armoede onder jongeren onder de 18 jaar bedraagt 14,5% in België, 14% in Nederland, 15% in Duitsland en 21% in Frankrijk.
De uitdaging: het aantal huishoudens zonder werk verminderen
België heeft dus het op één na laagste armoedecijfer van Europa en slaagt er in vergelijking met de rest van Europa vrij goed in om te voorkomen dat kwetsbare groepen in armoede vervallen. Tegelijkertijd zijn er nergens anders op het continent zoveel gezinnen waar bijna niemand werkt, zoals ook blijkt uit het rapport van de FOD Sociale Zekerheid. In België behoort 11 % van de gezinnen tot de “quasi werkloze” huishoudens.
“Het verschil met de buurlanden en het EU-gemiddelde is sinds 2019 weliswaar kleiner geworden, maar we scoren op dit gebied al twintig jaar zeer slecht.”
“We onderscheiden ons negatief als we kijken naar het aantal personen tussen 18 en 64 jaar in een huishouden dat minder dan 20% van hun tijd in een jaar heeft gewerkt. Het gaat hier om een aanhoudend structureel probleem. Het verschil met de buurlanden en het EU-gemiddelde is sinds 2019 weliswaar kleiner geworden, maar we scoren op dit gebied al twintig jaar erg slecht”, benadrukt Jeroen Horemans.
Hoe valt deze statistiek te verklaren? “We stellen vast dat het aantal huishoudens met bijna geen werk bijzonder hoog is bij alleenstaande ouders”, legt Natasha Van Mechelen uit. Zij hebben moeite om de opvang van hun kind te combineren met hun werk. Het is bijvoorbeeld niet eenvoudig om een crèche te vinden, en dat kost ook geld. Bovendien zien we dat het aantal huishoudens waar niemand werkt hoog is onder ouderen. Zij worden niet gemakkelijk aangenomen. Het aantal werkloze gezinnen is ook hoog onder mensen met een langdurige ziekte en mensen met een handicap.“
In 2019 leefde 60% van de gezinnen zonder werk in armoede, tegenover 45% vandaag. “In deze gezinnen zonder werk vormen sociale uitkeringen vaak de belangrijkste bron van inkomsten”, zegt Jeroen Horemans. “En de verhoging van de uitkeringen heeft geleid tot een daling van de armoede in deze groep mensen.”
Hoe kan de armoede nog verder worden teruggedrongen?
Om de armoede nog verder terug te dringen, biedt het rapport van de Sociale Zekerheid interessante informatie. “Werkloosheid of inactiviteit leiden niet altijd tot armoede, omdat de partner of een ander gezinslid veel geld kan verdienen”, benadrukt Jeroen Horemans. Aan de andere kant is een baan geen garantie dat je niet in armoede terechtkomt. Neem bijvoorbeeld een koppel met twee kinderen, waarvan slechts één van de partners werkt en waarvan het inkomen onvoldoende is om in hun behoeften te voorzien. De oplossingen om het inkomen van dit gezin te verhogen, vereisen politieke keuzes. Verdient de werknemer niet genoeg? Zijn de werkloosheidsuitkeringen te laag? Moet de werkloze worden geactiveerd? Moeten de kinderbijslagen worden verhoogd?”

Geen baan hebben betekent dus niet altijd dat je arm bent, het hangt af van de sociaaleconomische situatie van de gezinsleden en de in het verleden opgebouwde socialezekerheidsrechten, voegt Natasha Van Mechelen toe. En een baan beschermt alleen tegen armoede als het een vaste baan is met voldoende uren en een voldoende hoog loon, aangevuld met adequate uitkeringen in het geval van bijvoorbeeld kinderen.“
”Als België meer vooruitgang wil boeken in de strijd tegen armoede, moeten we proberen de meest kwetsbare groepen beter te beschermen, vinden de twee deskundigen. Daarvoor is een dubbele strategie nodig. Enerzijds moeten inkomensbescherming en sociale uitkeringen ten goede komen aan de mensen die dat het meest nodig hebben. Anderzijds moeten we ervoor zorgen dat banen worden ingevuld door leden van gezinnen waarvan momenteel geen enkel lid actief is.”
Regionale verschillen
Hoewel het rapport van de FOD Sociale Zekerheid cijfers voor heel België bevat, zijn de cijfers voor de verschillende gewesten afkomstig van Statbel, het Belgisch bureau voor de statistiek. Deze cijfers laten grote verschillen zien. Zo is het armoederisico in Brussel gedaald van 31% naar 26%, in Wallonië van 19% naar 13% en in Vlaanderen van 10% naar 8%.
Ook wat betreft huishoudens met (bijna) geen werk zijn er grote regionale verschillen. In Brussel is het aantal van deze gezinnen in vijf jaar tijd gedaald van 25% naar 20%, in Wallonië van 17% naar 16% en in Vlaanderen van 8% naar 7%.